György Dragomán: Tulpen
De wekker had ik de vorige avond alvast onder mijn kussen gestopt, zodat alleen ik hem zou horen, en mama niet wakker zou worden, maar ik was al wakker voordat hij afging, zo intens hield de verrassing me bezig. Ik pakte mijn vernikkelde Chinese zaklamp van het bureau, haalde de wekker onder het kussen vandaan en scheen er met de lamp op: het was kwart voor vijf. Ik drukte hem uit, zodat hij niet zou rinkelen, daarna haalde ik de kleren die ik de avond tevoren klaar had gehangen van de stoelleuning en kleedde me snel aan, maar lette ondertussen goed op dat ik geen herrie maakte. Toen ik mijn broek aantrok trapte ik per ongeluk tegen de stoel, maar gelukkig viel hij niet om, hij tikte alleen zachtjes tegen de tafel, daarna opende ik de deur van mijn kamer ook heel voorzichtig, al wist ik best dat hij niet zou kraken, want ik had de scharnieren de vorige dag met smeerolie bewerkt. Ik liep naar het dressoir, trok de middelste la langzaam open en pakte de grote kleermakersschaar eruit, waar mama mijn haar altijd mee knipte, ik liep naar de voordeur, draaide het Yale-slot open en sloop naar buiten, maar tot aan de eerste bocht in het trappenhuis rende ik niet, pas vanaf dat punt begon ik keihard de trap af te rennen. Tegen de tijd dat ik beneden voor de flat stond had ik het helemaal warm gekregen, en zo liep ik richting het parkje, want daar, in het bloembed naast de bron, groeiden de mooiste tulpen van de stad. Wij zaten toen al meer dan een halfjaar zonder papa, hoewel hij eigenlijk maar voor een week weg zou gaan, hij was namelijk voor een heel dringende kwestie vertrokken naar een onderzoekscentrum aan zee, en toen hij afscheid van mij nam zei hij dat hij het heel jammer vond dat hij mij niet met zich mee kon nemen, want in dat jaargetijde, laat in de herfst, bood de zee echt een onvergetelijke aanblik, veel woester dan in de zomer, met reusachtige gele golven, alles was dan een en al schuim, waar je ook keek, maar niet getreurd, als hij straks weer thuis was zou hij me een keer meenemen, en dan zou hij me de zee laten zien, hij snapte niet hoe het mogelijk was dat ik al bijna elf was en nog nooit de zee had gezien, maar ach, dat zouden we wel eens goedmaken, net als al het andere, je moest niets overhaast doen, later zouden we overal meer dan genoeg tijd voor hebben, want het leven lag nog voor ons, dat was een favoriete uitspraak van papa, ik snapte nooit goed wat dat betekende en toen hij steeds maar niet thuiskwam moest ik er ook vaak aan denken, en dat afscheid schoot me ook vaak te binnen, die keer dat ik hem voor het laatst had gezien, toen papas collegas hem kwamen ophalen met een grijs busje. Ik kwam net uit school toen ze wilden vertrekken, dus als het laatste biologie-uur niet was uitgevallen had ik ze niet eens ontmoet, ze stapten net in toen ik aan kwam lopen, ze hadden erge haast, en eigenlijk wilden papas collegas hem niet eens met me laten praten, maar papa sprak ze streng toe en zei dat ze dat niet konden maken, ze hadden toch zelf ook kinderen, ze wisten toch hoe dat ging, het zou nu echt niet meer op die vijf minuten aankomen en een van die collegas, een lange man met grijs haar en een grijs pak aan, haalde zijn schouders op en zei achteloos dat het van hem mocht, die vijf minuten maakten inderdaad niets meer uit, en toen kwam papa naar me toe en hij ging voor me staan, maar hij streelde me niet en hij omhelsde me ook niet, maar hij hield al die tijd zijn jas vast die over zijn handen hing, en zo vertelde hij me dat verhaal over de zee, en dat ze hem daar in dat onderzoekscentrum heel hard nodig hadden, hij zou er een week blijven, misschien iets langer als de situatie ernstig was, net zo lang tot hij de zaak op or-de had gebracht, en toen praatte hij nog even over de zee, maar daarop kwam die lange, grijze collega naar ons toe, hij legde zijn hand op papas schouder en zei: kom mee meneer de doctor, de vijf minuten zijn voorbij, nu moeten we gaan, anders missen we het vliegtuig, en toen boog papa zich over me heen en kuste me op mijn voorhoofd, maar ook dit keer omhelsde hij me niet, hij zei alleen dat ik op mama moest passen en lief moest zijn, want nu was ik de man in huis, dus ik moest flink zijn, en ik antwoordde dat het goed was, dat ik lief zou zijn, en ik zei dat hij op zichzelf moest passen en toen keek zijn collega me aan en zei: geen probleem vent, wij zorgen wel voor meneer de doctor, en hij gaf me een knipoog, daarna deed hij het portier van het busje voor papa open en hielp hij hem met instappen, ondertussen startte de chauffeur de motor en zodra de deur was dichtgeslagen reden ze weg, en ik pakte mijn schooltas, draaide me om en liep naar het trappenhuis van de flat, want ik had een nieuwe aanvaller op de kop getikt voor mijn knoopvoetbalploeg en ik wilde uitproberen of hij echt net zo goed gleed op het tafelzeil als op een kartonnen bord, dus ik bleef niet staan, ik zwaaide ook niet, ik keek het busje niet na, en wachtte ook niet tot het aan het eind van de straat uit het oog verdween. Ik weet nog precies hoe papas gezicht eruitzag, hij had zich niet geschoren, hij rook naar sigaretten en leek verschrikkelijk moe, zijn glimlach was ook maar zo halfjes, ik heb er veel over nagedacht, maar volgens mij vermoedde hij toen niet dat hij niet meer thuis zou komen, en na een week kregen we alleen maar een brief van hem, hij schreef dat de situatie veel ernstiger was dan ze verwacht hadden, om redenen van staatsveiligheid kon hij niet in detail treden, maar hij moest daar nog wel een tijd blijven, en als alles goed ging kreeg hij over een paar weken misschien een of twee dagen verlof, maar voorlopig konden ze hem geen ogenblik missen. Daarna stuurde hij nog een paar brieven, zo om de drie vier weken, en iedere keer schreef hij dat het niet lang meer zou duren voor hij thuiskwam, maar uiteindelijk kon hij met kerst nog steeds niet komen, en met oud en nieuw zaten we ook voor niets te wachten, en half april kwamen er zelfs geen brieven meer, dus toen begon ik te denken dat papa gewoon naar het buitenland was vertrokken, zoals de vader van mijn klasgenoot Egon, die de Donau was overgezwommen naar Joegoslavi, en vandaar naar het Westen was gegaan, maar die sindsdien niets meer van zich had laten horen, zodat zijn familie niet eens wist of hij nog wel in leven was.
Ik ging achterlangs om de flats heen, want ik wilde niemand tegenkomen die me zou vragen waar ik zo vroeg in de ochtend heen ging. Bij de bron was gelukkig geen mens te zien, dus ik klom over de ketting heen en stapte in het bloembed tussen de tulpen, pakte de grote schaar en begon bloemen af te knippen, vlak boven de grond, want oma had eens gezegd dat tulpen het langst mooi blijven als je de stelen zo laag mogelijk afsnijdt, en dat je de bloem het beste met blad en al kon afknippen, eerst wilde ik maar vijfentwintig tulpen plukken, maar ergens rond de vijftiende raakte ik de tel kwijt en begon ik in het wilde weg te knippen, mijn jas en broek waren helemaal nat van de dauw, maar dat kon me niet schelen, ik dacht aan papa, en dat hij het vast ook altijd op deze manier had gedaan als hij in het voorjaar een grote bos tulpen bij elkaar plukte. Mama had heel vaak verteld dat papa tulpen meebracht toen hij haar een aanzoek deed; dat hij haar met tulpen het hof maakte en dat hij hun trouwdag ook altijd met tulpen vierde, elk jaar op zeventien april verraste hij haar met enorme bossen tulpen, en als ze s morgens wakker werd stonden de bloemen al voor haar klaar op de keukentafel, ik wist dat dit precies hun vijftiende trouwdag zou zijn en ik wilde dat ze een boeket zou krijgen zo groot als ze nog nooit gekregen had.
Ik had zoveel tulpen afgeknipt dat ik ze nog maar nauwelijks kon vasthouden, en toen ik probeerde ze tegen me aan te drukken, gleed de bos uit mijn armen, daarom legde ik de tulpen op de grond en schudde ik de dauwdruppels van de schaar, zo knipte ik de ene bloem na de andere af, ondertussen dacht ik aan papa, hij had ook vast en zeker met deze schaar de tulpen afgeknipt, ik keek naar mijn hand en probeerde me papas hand voor de geest te halen, maar tevergeefs, ik zag alleen mijn eigen magere witte hand, mijn vingers in de uitgesleten metalen ringen van de schaar, en toen begon opeens een oude man tegen mij te schreeuwen, wat ik daar aan het doen was, en dat ik ogenblikkelijk bij hem moest komen, wat dacht ik wel niet, zomaar tulpen plukken, reken maar dat hij de politie ging bellen, en ik zou in een gesticht belanden, want daar hoorde ik thuis, ik keek op, maar gelukkig was het geen bekende, dus ik riep dat hij zijn bek moest houden, en dat het geen misdaad was om bloemen te plukken, daarna stak ik de schaar in mijn zak en raapte de tulpen met twee handen tegelijk op, er bleven er een paar liggen, toen sprong ik aan de andere kant het bloembed uit, ik hoorde hem nog roepen dat ik me diep moest schamen, zo praatte je niet, maar het gaf niet, hij had mijn leerlingnummer al genoteerd! Ik keek niet om, want ik wist dat hij mijn nummer niet kon weten, ik had expres een andere jas aangetrokken, waar geen nummer op genaaid was, dus ik holde naar huis met de bloemen in mijn armen, ik hield ze met twee handen vast, zodat ze niet zouden knakken, de tulpenkoppen zwaaiden tegen elkaar aan, soms raakten ze mijn gezicht, de brede bladeren ruisten en ritselden ook, ze roken naar gemaaid gras, maar dan veel sterker.
Toen ik op de vierde verdieping aankwam hield ik stil voor de deur en ik hurkte om de bloemen voorzichtig op de mat te leggen, daarna stond ik op en opende langzaam de voordeur, ik stapte over de bloemen heen en toen stond ik stil in het donkere halletje, en luisterde. Mama was gelukkig nog niet wakker, dus bracht ik de tulpen netjes naar de keuken, ik legde de hele bos op de keukentafel en haalde daarna uit de provisiekast de grootste lege weckpot die ik kon vinden, ik zette hem onder de kraan, vulde hem met water en zette hem vervolgens midden op de keukentafel met de tulpen erin, het waren er zoveel dat ze niet eens allemaal in de pot pasten, er bleven er tien over en die legde ik in de gootsteen, daarna liep ik naar de tafel en ik probeerde het boeket te schikken zo goed en zo kwaad als dat ging, maar het lukte niet erg, de tulpen stonden schots en scheef door al het bladgroen, sommige waren te kort, andere te lang, ik zag dat ik ze allemaal op gelijke lengte moest knippen als ik wilde dat het er een beetje fatsoenlijk uit zou zien, en toen schoot me te binnen dat ik beter de grote wasketel uit de provisiekast kon halen, daar pasten ze allemaal tegelijk in en misschien hoefde ik dan de stelen ook niet bij te knippen, dus ik liep weer naar de kast, deed de deur open en hurkte om de grote ketel van onder de plank tevoorschijn te trekken, en toen hoorde ik de keukendeur opengaan, ik hoorde ook dat mama iets zei, wie is dat? vroeg ze, is daar iemand? Mij zag ze niet, want ik zat achter de kastdeur, maar door een kier in de deur zag ik haar staan in haar lange witte nachtpon, op blote voeten, en ik zag ook haar gezicht: toen ze de tulpen ontdekte trok ze helemaal wit weg, ze hield zich met n hand aan de deurpost vast, haar mond ging open, ik dacht dat ze zou glimlachen, maar het leek er meer op dat ze zou gaan gillen of schreeuwen, alsof ze heel boos was, of heel veel pijn had, haar mond vertrok in een vreemde grimas en haar ogen werden spleetjes, ik hoorde dat ze heel diep ademhaalde en toen langzaam rondkeek in de keuken, en toen ze de open kastdeur zag liet ze de deurpost los, ze streek haar haar uit haar gezicht, slaakte een diepe zucht en vroeg: ben jij dat, jochie? en ik antwoordde niet, maar kwam gewoon achter de kastdeur vandaan, ik ging naast de tafel staan en zei dat ik haar een verrassing had willen bezorgen, en ik vroeg of ze alsjeblieft niet boos wilde worden, ik wilde heus geen stomme dingen doen, ik deed het alleen omdat papa had gevraagd of ik de man in huis wilde zijn zolang hij er niet was, en toen zag ik dat mama probeerde te glimlachen, maar ik zag aan haar ogen dat ze nog steeds heel triest was, ze was niet boos, zei ze, haar stem klonk heel diep en hees, nee, ze was niet boos en ze bedankte me hartelijk, en terwijl ze dat zei kwam ze naar me toe en knuffelde ze me, maar niet zoals anders, dit keer klemde ze me heel stevig tegen zich aan, net zoals die ene keer toen ik ziek was, ik omhelsde haar ook en door mijn kleren en haar nachtpon heen voelde ik haar hart kloppen, en ik moest aan de tulpen denken, en dat ik in het park op de grond knielde en de ene tulp na de andere afknipte, en ik voelde hoe mama me nog veel steviger vasthield, ik klemde mijn armen ook nog steviger om haar heen en had nog steeds alleen de geur van tulpen in mijn neus, die groene, sterke geur van gras, ik voelde mamas lichaam schokken en ik wist dat ze zo meteen zou gaan huilen en dat ik dan ook moest huilen, maar dat wilde ik niet, toch kon ik haar ook niet loslaten, alleen heel stevig vasthouden, ik wilde zeggen dat ze niet verdrietig moest zijn, en dat er niks aan de hand was, en toen we zo stonden werd er plotseling op de voordeurbel gedrukt, iemand duwde er met zijn hele hand op, heel lang en hard, een keer, twee keer, drie keer, en toen voelde ik dat mama me losliet, het leek of haar lichaam helemaal verkilde, ik liet haar ook los en zei dat ze moest wachten, ik zou wel even kijken wie dat was.
Terwijl ik naar de deur liep wist ik heel zeker dat het de politie zou zijn die me kwam halen omdat ik toch herkend en aangegeven was door die man in het park, en nu waren ze dan gekomen om me mee te nemen vanwege het vernielen van publiek eigendom door het plukken van de tulpen en toen bedacht ik dat ik de deur niet moest opendoen, maar de bel bleef gaan, ontzettend luid, en ondertussen werd er ook al op de deur gebonsd, dus ik stak mijn hand uit, draaide aan het Yale-slot en opende de deur.
Voor de deur stonden geen politieagenten, maar collegas van papa, dezelfde mannen met wie ik papa had zien weggaan, van verbazing kon ik niets uitbrengen, en toen keek de lange grijze man me aan en vroeg of mama ook thuis was, en ik knikte en bedacht opeens dat papa vast en zeker een cadeau aan hen meegegeven had voor de trouwdag, en ik wilde net zeggen dat ze maar binnen moesten komen, en dat mijn moeder vast heel blij zou zijn dat ze er waren, maar voordat ik iets kon zeggen zei de grijsharige man weer iets tegen mij, hij vroeg of ik hem soms niet gehoord had, hij vroeg me iets! Nou ja, en toen zei ik: jawel, ze is wel thuis, waarop de ander, die kleine, ook begon te praten en zei dat zij nu naar binnen gingen. Toen gaf hij me een zet en duwde me zo uit de deuropening, ze kwamen inderdaad allebei binnen, en toen ze in de hal stilstonden wilde die kleinere weten waar ze de kamer van mijn moeder konden vinden, waarop ik zei dat mama in de keuken was, maar ondertussen liep ik al vooruit en ik zei dat papas collegas er waren, en dat ze vast een brief van hem bij zich hadden, of een cadeau dat hij had gestuurd, mama was net water aan het drinken uit het aardewerken steelpannetje waarmee we altijd de koffiepot vulden, haar hand stokte halverwege dat gebaar, ze keek me aan en keek daarna langs me heen naar papas collegas, ik zag haar gezicht verbleken achter het pannetje, maar toen liet ze het zakken en ik zag dat haar mond verstrakte, net als meestal wanneer ze heel boos was, precies zo, en toen vroeg ze heel hard aan papas collegas wat ze hier te zoeken hadden, ze knalde het pannetje zo hard op het aanrecht dat het overgebleven water er allemaal uitspatte, en ondertussen zei ze dat ze weg moesten gaan, maar toen waren ze allebei al achter mij aan de keuken binnengekomen, de lange met het grijze haar begroette haar niet eens, maar vroeg meteen: wat? hebt u het kind nog niets verteld? en toen schudde ze haar hoofd en antwoordde dat hij daar niets mee te maken had, maar hij zei dat ze dat verkeerd zag, want ik zou het vroeg of laat toch te we-ten komen, en het was het beste om zulke dingen maar gelijk aan het begin gehad te hebben, want van leugens kwamen alleen maar meer leugens, en toen moest mama lachen, en al lachend zei ze: jazeker, u bent een echte waarheidsvriend, en toen blafte de kleinere tegen mama dat ze haar mond moest houden, en mama zweeg inderdaad terwijl de grijze man voor mij ging staan en vroeg: en jij, jochie, denk jij nog steeds dat we je vaders collegas zijn? en toen zei ik niets, maar ik voelde dat mijn lichaam helemaal koud werd, net als op gymles na een hardlooptest, als je je voorover moet buigen omdat je anders geen lucht meer krijgt, en toen glimlachte hij naar me en zei dat ik het dan maar van hem moest horen, ze waren namelijk geen collegas van mijn vader, maar ze werkten voor de veiligheidsdienst, en mijn vader was gearresteerd omdat hij aan staatsvijandige activiteiten had deelgenomen, dus ik zou hem voorlopig zeker niet terugzien, en het ging beslist nog heel lang duren, want mijn vader was bij het Donaukanaal aan het graven, en of ik wist wat dat betekende? Het betekende dat hij in een werkkamp zat, maar een klaploper als hij zou het daar vast niet lang redden, en hij kwam vast nooit meer terug, misschien leefde hij al niet eens meer, en toen hij dat zei, greep mama het pannetje van het aanrecht en ze smeet het keihard tegen de vloer, zodat hij in stukken brak, en toen zweeg de inspecteur, het werd even heel stil, en mama zei: zo is het wel genoeg geweest, u moet ophouden, en als u mij ook op wilt pakken moet u dat vooral doen, maar laat hem met rust, hij is nog maar een kind, snapt u? U moet ons met rust laten, zeg gewoon wat u van ons wilt en waarom u hier bent.
Daarop zei de kleinere dat ze toevallig in de buurt waren, en dat ze het wel een aardig idee vonden om een beetje rond te kijken, wie weet viel er iets interessants te vinden in de kamer van meneer de doctor.
Toen vroeg mama of ze daar orders voor hadden gekregen, maar de inspecteur met het grijze haar glimlachte en zei dat ze heus niet voor iedere futiliteit een bevel nodig hadden, het gaf toch niets als ze een beetje rondneusden, hij kon zich niet voorstellen dat ze ook maar iets te verbergen had.
Toen zei mama met een heel harde stem dat ze daar geen recht toe hadden, dat ze op moesten donderen, weg moesten gaan, en zo niet, dan ging ze nu direct, in deze kleren, naar het stadhuis om een zitstaking te beginnen, en publiekelijk te eisen dat ze haar man vrij zouden laten, wat was dat voor toe-stand dat ze hem zonder proces en veroordeling al een halfjaar gevangenhielden? Per slot van rekening hadden we altijd nog een grondwet en een rechtssysteem, wat voor een rotland dit ook was, en voor een huiszoeking was nog altijd een bevel no-dig, dus of ze dat wilden laten zien, en anders moesten ze weggaan.
Daarop glimlachte de inspecteur met het grijze haar, en zei dat die strijdlustigheid haar heel goed stond, en dat mijn vader haar vast heel erg miste, daar bij het Donaukanaal, want ze was echt een prachtige vrouw, alleen zonde dat ze elkaar nooit meer zouden ontmoeten.
Toen kreeg mama een kleur, haar gezicht werd helemaal rood, ik zag dat ze helemaal verstarde en ik dacht dat ze op de grijsharige inspecteur af zou gaan om hem te slaan, volgens mij had ik haar nog nooit zo kwaad gezien, maar toen ze uiteindelijk in beweging kwam liep ze niet naar de inspecteur, maar in de richting van de voordeur, ze deed hem open en zei dat het genoeg was geweest, weg hier, oprotten, nu onmiddellijk, want anders zou ze haar schoonvader bellen, ze wisten heel goed dat hij partijsecretaris was geweest, hij mocht dan wel met pensioen zijn, maar hij had nog voldoende contacten om te kunnen regelen dat zij tween, om wat ze hier gedaan hadden, naar de verkeerspolitie werden overgeplaatst, dus als ze het beste met zichzelf voorhadden, moesten ze nu weggaan, en dit zei ze zo afgemeten, dat ik het ook bijna geloofde, terwijl ik wist dat ze opa nooit uit eigen vrije wil zou bellen, want sinds oma haar recht in haar gezicht voor abnormale joodse hoer had uitgemaakt, had mama alle contact met oma en opa verbroken, maar dat viel helemaal niet op te maken uit de manier waarop ze dit zei.
Dus zo staan de zaken ervoor, zei de kleinere inspecteur daarop, nou, mijn moeder vergiste zich heel erg als ze dacht dat die ouwe nog iets te vertellen had, vooral nu zijn zoon opgepakt was: hij mocht blij zijn dat hijzelf niet geinterneerd was, maar als mijn moeder wilde bellen en haar beklag wilde doen, moest ze vooral haar gang gaan, hij deed een paar stappen naar het aanrecht, greep de bestekla en rukte hem zo bruut open dat hij de hele la eruit trok, de messen, vorken, lepels en theelepels vlogen alle kanten op, hij smeet de lege la op het aanrecht, zodat de achterkant eraf brak, en zei: zo, nu heb je tenminste echt wat te klagen, maar dit is pas het begin, dat is zeker, nu begint het pas, ik zag hem grijnzen en wist dat hij nu zo meteen de tafel om ging gooien, maar toen legde de grijze inspecteur een hand op zijn schouder en zei: rustig maar, Gyurka, rustig maar, het lijkt erop dat we ons in deze dame vergist hebben, we dachten dat ze een verstandige vrouw was, die weet wanneer en tegen wie ze vriendelijk moet zijn, maar blijkbaar is ze niet slim genoeg om een weldoener te herkennen, blijkbaar wil ze koste wat kost in de problemen raken. Uitstekend, laat het dan maar gebeuren zoals zij het wil. De inspecteur die Gyurka heette gooide de gebroken la op de vloer waar ook het bestek rondslingerde, en zei: goed, kameraad majoor, we doen het zoals u het wilt, laten we gaan.
Toen keek hij mama aan en knikte, daarna wendde hij zich tot mij en zei: goed, we gaan weg, maar alleen omdat we zien dat jullie van bloemen houden, en wie van bloemen houdt, kan geen slecht mens zijn, en terwijl hij dit zei ging hij naar de tafel, ik dacht dat hij misschien alsnog de weckpot van de tafel zou vegen, maar hij nam er alleen een tulp uit, hield hem bij zijn neus en rook eraan, en zei dat het enige probleem met tulpen was dat ze geen enkele geur hadden, al was het voor de rest een prachtige bloem, daarna liep hij de keuken uit, en zei: la-ten we gaan, kameraad majoor. De grijsharige zei niets, hij gaf de ander alleen een teken dat hij moest gaan, en daarop liep de inspecteur die Gyurka heette naar buiten, maar toen hij langs mama kwam, gaf hij haar de tulp met de woorden: een bloem voor een bloem, mama nam hem zonder een woord aan, daarna wendde hij zich nog een keer naar mij, keek me aan, knipoogde, ging toen de deur uit en liep meteen de trap af.
De majoor liep ook de deur uit, maar toen mama de deur achter hem wilde dichtsmijten, stapte hij plotseling weer over de drempel, zette zijn voet tussen de deur, zodat mama hem niet dicht kon doen, en zei toen heel kalmpjes: hier gaat u nog spijt van krijgen, mevrouw, want als we terugkomen halen we zelfs de vloer los, we krabben de kit uit het raamkozijn en kijken zelfs onder het bad en in de gasleidingen, we halen het he-le huis overhoop en u kunt er zeker van zijn dat we zullen vinden wat we zoeken. Daarna zweeg hij, draaide zich om en liep achter de ander aan de trap af. Toen knalde mama de deur dicht, ik hoorde de majoor nog tot ziens zeggen, mama draaide zich om en leunde met haar rug tegen de gesloten voordeur, en daar stond ze, in haar hand een rode tulp, ze keek naar de scherven, het rondgestrooide eetgerei en de doormidden gebroken bestekla, maar toen vertrok haar mond, en langzaam kwam er een verbeten trek op haar gezicht, ze keek me aan en zei dat ik stoffer en blik moest pakken om de scherven netjes op te ruimen, en toen keek ze naar de tulpen die daar in de weckpot op tafel stonden, en ik wilde van haar horen dat het niet waar was wat die inspecteurs over papa zeiden, hij zou toch thuiskomen? Ik keek om naar mama en zag nog net dat ze aan die ene tulp rook, en haar ogen glinsterden zo vochtig, dat ik wist dat ze haar tranen nauwelijks kon bedwingen, dus toen vroeg ik maar niets meer.
vertaald door Rebekka Hermán Mostert